Nieuwsbrief II – Quasi pronto

Brazilië, 22 juni 2008.

Vanuit Caçula en Papa Mel waar de griep vol aanwezig is. Waar de kinderen met enorme snottebellen rondlopen en de ouderen zwaar hoestend toch nog maar een zelf gerolde sigaret opsteken van de zwaarste tabakken die er te verkrijgen zijn in Brazilië…

In het dorp Papa Mel is de bouw voorspoedig verlopen Er staan slechts nog een aantal werkzaamheden voor het werkelijk af is. Het is nu in de staat van quasi pronto zoals zij het hier noemen. Het meest essentiële werk wat nog te wachten staat is het installeren van het fornuis en de stalen bakplaat van één bij twee meter. Deze bakplaat komt op een muurtje te rusten van hittebestendige stenen met aan ene eind een stalendeurtje met schuif waardoor het vuur kan worden opgestookt en gereguleerd  en aan het andere eind een schoorsteen. In de volgende nieuwsbrief doe ik hier uitgebreid verslag over.

Graag had ik het fornuis al lang geïnstalleerd, het probleem is echter dat de bakplaten voor Papa Mel en Caçula nog niet zijn afgeleverd. Van het begin af aan heb ik al contact met de Funai hierover met het verzoek of zij het transport  zullen verzorgen van de bakplaten. De cacique, het opperhoofd, van Caçula die zelf voor de Funai werkt als chef do posto, als het ware een vertegenwoordiger van zijn dorp en Papa Mel, had ook belooft zich hiervoor in te zetten. Maar ja beloven en doen is hier in Brazilië niet voor iedereen even gewoon. Of het nu om een Xavante gaat of een Braziliaan, dat is om het even lijkt het wel. In eerste instantie had de Funai er geen oren naar op het verzoek in te gaan. Uiteindelijk na veel telefonisch contact en een bezoek van mij en de vici-cacique van Caçula aan het kantoor van de Funai in Agua Boa zijn wij toch tot een overeenkomst gekomen. Dit is echter ook alweer vijf weken geleden. Afgelopen zaterdag zouden de platen dan echt worden afgeleverd. Voor zover mij nu ter oren is gekomen worden ze vandaag écht afgeleverd in Matinha, het gehucht dat aan de rand van het reservaat ligt. Op goed vertrouwen wacht ik af…

Deze overeenkomst met de Funai heeft bij elkaar opgeteld enorm veel tijd en energie gekost maar het is het naar mijn idee allemaal waard  geweest om de Funai op deze manier meer bij het project te betrekken en zo dit buitenlandse initiatief te ondersteunen. Zo hebben ook zij een stuk bijgedragen en is er toch een alliantie ontstaan wat wellicht weer van pas kan komen in de toekomst.

Ondertussen hebben wij tijdens het wachten op de bakplaten niet stil gezeten. Met een royale groep aan medewerkers behoorlijk op weg met de bouw van het farinha huisje in Caçula. Bij het afbakenen van de bouwplaats is net als in Papa Mel goed gelet op de baan van de zon om de hoeveelheid schaduw te optimaliseren. Daarnaast hebben we rekening gehouden met de stromingen van het water in de regentijd, die nogal vernietigend kunnen zijn. Omdat er niet net als in Papa Mel een oude betonvloer ligt in de nabijheid van het dorp (overgebleven uit de tijd van de fazendeiros die het gebied in waren gedrongen) heb ik eerst een fundering moeten maken. Inmiddels zijn wij, ik en de Xavante, al behoorlijk op weg met het houtwerk. Eind deze week is dat klaar zodat volgende week de dakbedekking kan worden aangebracht. Dan kan er eindelijk in de schaduw worden gewerkt. Want bij tijden, als er geen wind staat, kan het nogal eens heet zijn. Het is voor mij, als niet indiaan, verstandig te werken tot elf uur in de morgen en na tweeën in de middag.

Zoals ik al eerder vermeldde heb ik hier in Caçula genoeg aanbod aan mensen die mee willen helpen. Echter nu ik na een aantal weken de mensen wat heb leren kennen heb ik ook de goede werkers er uit kunnen pikken en een goede band mee op kunnen bouwen. Want aan alleen zitten, wat sommige indianen doen, en het gebaar van een vinger die op de mond wijst als teken van honger wekte misschien wat sympathie in het begin, uiteindelijk zet het geen zoden aan de dijk. Wat dijken betreft, bij tijden leg ik nogal eens wat uit over Nederland en de wereld. Zo laatst het verhaal van Nederland en Holland en de dijken die wij daar hebben en waarom. Naar verhalen hebben de Xavante wel oren naar want nieuwsgierig zijn ze wel. Al meerdere keren is er mij al gevraagd waarom de mensen in Irak nou eigenlijk aan het vechten zijn. In groten lijnen kan ik het dan wel over brengen en ga ik te werk met handen en voeten om bijvoorbeeld oorlog uit te drukken. Ook bij de indianen staat grappen maken centraal.

In tegenstelling tot Papa Mel, waar ik in vol vertrouwen mijn spullen achter kan laten, waar mijn huisje niet eens een deur heeft , ben ik in Caçula genoodzaakt bij het verlaten van het projecthuisje waar ik nu verblijf het iedere keer zorgvuldig op slot te doen. Het is een veel groter dorp met heel duidelijk een mindere sociale controle. Uit verhalen heb ik op kunnen maken dat er in het verleden verschillende keren in het projecthuisje is ingebroken en al het eten is weggenomen  of dat er verschillende keren benzine van een motor is afgetapt. Dit laatste is mij onlangs overkomen. Twee liter, toch om en nabij de 50 á 60 kilometer, toch een rit heen en weer naar het andere dorp of naar Matinha, een gehucht aan de rand van het reservaat. Om hier geen gewoonte van te maken heb ik in de Warã duidelijk gemaakt dat ik er absoluut niet blij mee ben. Vooral omdat het van geen respect betuigd naar mij, de stichting en de sponsoren. Daarnaast omdat ik geen zin heb halverwege het reservaat met een lege tank te staan en dat ik er nogal van baal dat ik nu genoodzaakt ben de motor in het houtenhuisje  te parkeren. Om de zekerheid te vergroten dat het niet nog een keer zal gebeuren heb ik gezegd de eerst volgende keer dat ik de vrachtwagen nodig heb voor transport, drie liter minder diesel koop. Dit komt overeen met de prijs van 2 liter benzine. Misschien oogt dit wat streng maar het wordt daardoor wel goed begrepen. Het is belangrijk, vooral met deze doelgroep, om de wederzijdse verwachtingen en afspraken helder te houden. Hiermee voorkom je dat de grenzen verder opgerekt worden waarmee je toekomstige conflicten kan vermijden. Het heeft in ieder geval genoeg gespreksstof en stemverheffingen opgeleverd in de Warã.

Nu is het niet zo dat ze bij tijden alleen spullen ontvreemden van warazu’s of blanken. Onderling kunnen ze er namelijk ook wat van. Degenen die bijvoorbeeld op enige afstand van het dorp een familieakker onderhouden met mandioca, rijst, bananen, pompoenen en meloenen, komen met regelmaat van een koude kermis thuis als ze een bezoek hebben gebracht aan hun akker om te oogsten. Iemand van het eigen dorp of een ander dorp  is hun dan zojuist voor geweest. Erg jammer natuurlijk want het onderhouden van een dergelijke akker heeft enorm veel tijd en werk gekost en ontmoedigd de gedachte om opnieuw of meer te planten. Juist terwijl dit zo wenselijk is voor een volk als de Xavante. Zij zijn van oorsprong primitieve akkerbouwers en de familieakkers bieden voor hun de mogelijkheid te experimenteren met het planten van groenten en fruitsoorten waar zij nog vrij onbekend mee zijn.

Tot slot, als je kijkt naar een doorsnee Xavante gezin binnen dit dorp dan wordt er ongeveer elk anderhalf jaar wel een kind geboren. De laatste heeft misschien net zijn eerste stapjes gezet of de volgende komt er al weer aan. Een kind dat nog geen tien jaar is heeft soms wel zes broertjes en of zusjes. Nu met het griepvirus levert dit een aangezicht op van vele snottebellen.

Meer in de volgende nieuwsbrief.

Met vriendelijke groeten,

Kees van Vliet – Tserewapre

Anuncio publicitario