Nieuwsbrief III – Casa de Farinha

Brazilië, 4 augustus 2008.

Vanuit het Xavante reservaat Pimentel Barbosa waar de vuurjachten inmiddels zijn begonnen. Bij dit soort jachten wordt naar schatting om en nabij de 2000 hectaren strategisch in brand gestoken. De rookvorming drijft de dieren naar de gewenste plaats. Dit levert niet een enorme slachting op. Van het bejaagde gebied weet vaak meer dan de helft van de dieren te ontsnappen en soms levert het vrijwel niets op.

In Papa Mel is het ‘casa de farinha’ geheel afgerond. Vorige week is de voor het eerst de oven in gebruik genomen. Door de oven langzaam maar zeker flink op te stoken met brandhout is het gebruik ervan aan de gemeenschap en vooral aan de vrouwen gedemonstreerd. Hierbij was wel wat geduld nodig omdat het verhaal rond ging dat het zou kunnen exploderen. Alvorens wij begonnen met het maken van oven hadden zij dus al een bepaalde angst. Na wat geduld te hebben durfden de vrouwen, na eerst op afstand zittend het te hebben aangekeken, steeds dichterbij te komen totdat ze uiteindelijk rondom het fornuis stonden. Die dag erop hebben ze zich er aan gewaagd zelfstandig farinha te maken. Ik heb ze lekker hun gang laten gaan en me er maar weinig mee bemoeid of hoeven bemoeien. Want zij hebben immers de kennis van de bereiding en niet ik.

Deze houding van de niet-alles-beter-wetende-blanke werkt naar mijn idee goed. Op deze manier kan er makkelijker een gevoel van trots en verantwoordelijkheid worden gecreeërd; twee belangrijke uitgangspunten die ik bij de uitvoering steeds als uitgangspunt heb gehad. Dat letterlijk hun bloed, zweet en tranen in het werk zitten. Bijvoorbeeld met het maken van het palmendak heb ik mij in beide dorpen van de domme gehouden en gezegd er geen idee van te hebben hoe ik zoiets zou moeten maken. Daarom heb ik een persoon, een goede eerlijke harde werker de opdracht en verantwoording gegeven het te regelen. Bij de uitvoering ervan was ik bij beide dorpen toevallig net in het andere dorp aan het werk met wat anders. Met het stukwerk is het ongeveer hetzelfde gegaan. Ik heb het aan drie mensen geleerd en ze verder hun gang laten gaan en bij wisseling van mensen het hun elkaar laten leren. Het resultaat is wat grof maar absoluut niet slecht.

We hadden in eerste instantie twijfels of we in Caçula wel voldoende werkers zouden krijgen. Dit omdat de mensen met wie ik voornamelijk tot een drie weken geleden had gewerkt, zelf werk te verrichten hadden zoals het bouwen van een nieuw huis of het voorbereiden van de familieakker. Hier heb ik op in kunnen spelen door een aantal jongeren aan te spreken van het ogenschijnlijke allerluiste soort. Ik heb hun de voorwaarden en bijkomstigheden van het werk uitgelegd van tweemaal per dag een volle pot koffie en tweemaal per dag een goed bord met eten. Hier hadden zij wel oren naar en niet geheel onverwacht kwamen verborgen talenten aan het licht.

Om het ‘casa de farinha’ huis compleet te maken heeft de FUNAI onlangs aan beide dorpen een ralador of rasper geschonken. Deze wordt aangedreven door een dieselmotor om zo de mandioca in een snel tempo te kunnen raspen. In eerste instantie was ik hier niet helemaal blij mee omdat het nogal een gevaarlijk apparaat is. Behalve de rasper die veel schade aan kan richten aan handen en armen ligt de aandrijfriem ook nog eens open en bloot gevaarlijk dichtbij de gashendel. Aan de andere kant besef ik ook wel dat het voor de vrouwen de werkdruk behoorlijk kan verlichten. Ten eerste omdat het met de hand raspen enorm veel tijd in beslag neemt en ten tweede omdat er de mogelijkheid bestaat dat met de komst van de rasper de mannen dit werk over gaan nemen. De mannen vinden zo’n apparaat namelijk prachtig. Ze zijn aardig nieuwsgierig naar de werking ervan en bovendien zeggen zij allen dat de vrouwen er angst voor hebben het te gaan gebruiken.

Hoe dan ook heb ik bij de FUNAI en de gemeenschappen erop aan gedrongen het apparaat binnen in de opslagruimte van het gebouw te installeren met de aandrijfriemen aan de muurkant en met een uitlaat hoog door de muur. Niet ik maar Messias, een lokale Braziliaan die deels is opgegroeid in het reservaat en in het verleden veel met PUMA heeft samengewerkt, zal de installatie in opdracht van de FUNAI uitvoeren. Tevens zal hij het gebruik ervan aan de gemeenschap demonstreren en het hun leren. Een voordeel hierbij is dat Messias de taal spreekt en ook nu nog deels in het reservaat woont en met regelmaat voor de FUNAI werk in de dorpen uitvoert.

Iets anders. Als je sommige Xavante hun zin niet geeft kunnen ze nogal als kleine kinderen reageren, met name in het dorp Caçula. Ze zouden het liefst zien dat je ze geeft waar ze om vragen. Nu is het zo dat er zeker tien maal op een dag aan mij wordt gevraagd of ik niet een pak koffie en of suiker aan ze wil geven. Zo zijn er een paar bij die niet al te bescheiden zijn en er rustig om twee of meer vragen. Eenmaal heb ik ze in de Warã verteld over Sinterklaas en vooral ook gezegd dat ik die man niet ben. Niet omdat ik de gierige Nederlander wil zijn, maar alleen al om het feit dat ik er geen gewoonte van wil maken. Want eenmaal geef je ze wat en een paar dagen erop vragen ze het prompt weer. Daarbij als je één iemand iets geeft weet binnen de kortste keren het hele dorp wat Tsere wapre (mijn indiaanse naam) aan wie heeft gegeven. Alleen al omdat ik mij niet altijd zo gedraag zoals ze zouden willen of niet in ga op hun eisen ben ik bij vlagen bij sommige minder geliefd. Na enige tijd waait dit meestal wel over. Vreemd is dit niet omdat van oorsprong hun overlevingsstrategie en economie is gebaseerd op het geven en nemen. Door allerlei familie verbanden en andere relaties wordt er dus onderling in goederen en welvaart gedeeld en uitgewisseld. Dit zorgt voor een redelijk gelijke verdeling en maakt de overleving van de hele groep mogelijk. Met het oog op dit geven en nemen worden de huwelijksuitwisselingen goed strategisch doordacht want immers kan het de familie nog wel eens ten goed komen.

Tegenwoordig is deze overlevingsstrategie van geven en nemen en de daaraan gebonden sociale cohesie nog sterk aanwezig binnen de Xavante gemeenschappen maar is verval ervan wel duidelijk merkbaar. Wat er voor in de plaats komt is individualisatie en zelfverrijking.
Nu moet ik erbij zeggen dat die zelfverrijking ook in de hand wordt gespeeld door de FUNAI en de FUNASA door gebrek aan controle of corruptie. Want hoe kan het dat er verschillende Xavante pensioengeld ontvangen van de Braziliaanse overheid en nog bij lange na niet de leeftijdsgrens hebben bereikt om pensioensgerechtigd te zijn. Zelfs is er een Xavante die nog maandelijks pensioen geld ontvangt van zijn overleden vader… En zich zo de luxe heb kunnen veroorloven een televisie met satellietschotel te kopen en zich nu dagelijks afzondert van de rest om al het lekkers van de buitenwereld in zich op te nemen.

Een ding is zeker. Sinds de eerste contacten in de 18e eeuw en het definitieve contact in 1946 zijn het aan stuk door roerige tijden geweest voor de Xavante. Als het ware zittend in een onophoudelijke achtbaan nemen ze de wereld van de warazu (blanke) in zich op en laten ze er zich door overspoelen.

Ten slotte het laatste nieuws. Vanochtend op weg naar de stad vertelde Tiago de chauffeur van Caçula mij dat gisteravond in de Wara is besloten dat de mannen het werk van de pers en de ralador op zich gaan nemen. Goed nieuws dus voor de vrouwen in dit dorp. Misschien nog te vroeg om nu al conclusies te trekken, maar ik heb het gevoel, afgaande op het enthousiasme van beide dorpen en de reeds opgedane ervaringen met de mandiocapers en het fornuis, het Casa de Farinha huis veel zullen gaan gebruiken. Goed nieuws dus. Op naar de laatste loodjes en klaar is kees.

Met vriendelijke groeten

Kees van Vliet – Tserewapre

FUNAI (Fundação Nacional do Indio)
FUNASA (Fundação Nacional de Saúde)
PUMA (Proteção e Utilização do Meio Ambiente )

Nieuwsbrief II – Quasi pronto

Brazilië, 22 juni 2008.

Vanuit Caçula en Papa Mel waar de griep vol aanwezig is. Waar de kinderen met enorme snottebellen rondlopen en de ouderen zwaar hoestend toch nog maar een zelf gerolde sigaret opsteken van de zwaarste tabakken die er te verkrijgen zijn in Brazilië…

In het dorp Papa Mel is de bouw voorspoedig verlopen Er staan slechts nog een aantal werkzaamheden voor het werkelijk af is. Het is nu in de staat van quasi pronto zoals zij het hier noemen. Het meest essentiële werk wat nog te wachten staat is het installeren van het fornuis en de stalen bakplaat van één bij twee meter. Deze bakplaat komt op een muurtje te rusten van hittebestendige stenen met aan ene eind een stalendeurtje met schuif waardoor het vuur kan worden opgestookt en gereguleerd  en aan het andere eind een schoorsteen. In de volgende nieuwsbrief doe ik hier uitgebreid verslag over.

Graag had ik het fornuis al lang geïnstalleerd, het probleem is echter dat de bakplaten voor Papa Mel en Caçula nog niet zijn afgeleverd. Van het begin af aan heb ik al contact met de Funai hierover met het verzoek of zij het transport  zullen verzorgen van de bakplaten. De cacique, het opperhoofd, van Caçula die zelf voor de Funai werkt als chef do posto, als het ware een vertegenwoordiger van zijn dorp en Papa Mel, had ook belooft zich hiervoor in te zetten. Maar ja beloven en doen is hier in Brazilië niet voor iedereen even gewoon. Of het nu om een Xavante gaat of een Braziliaan, dat is om het even lijkt het wel. In eerste instantie had de Funai er geen oren naar op het verzoek in te gaan. Uiteindelijk na veel telefonisch contact en een bezoek van mij en de vici-cacique van Caçula aan het kantoor van de Funai in Agua Boa zijn wij toch tot een overeenkomst gekomen. Dit is echter ook alweer vijf weken geleden. Afgelopen zaterdag zouden de platen dan echt worden afgeleverd. Voor zover mij nu ter oren is gekomen worden ze vandaag écht afgeleverd in Matinha, het gehucht dat aan de rand van het reservaat ligt. Op goed vertrouwen wacht ik af…

Deze overeenkomst met de Funai heeft bij elkaar opgeteld enorm veel tijd en energie gekost maar het is het naar mijn idee allemaal waard  geweest om de Funai op deze manier meer bij het project te betrekken en zo dit buitenlandse initiatief te ondersteunen. Zo hebben ook zij een stuk bijgedragen en is er toch een alliantie ontstaan wat wellicht weer van pas kan komen in de toekomst.

Ondertussen hebben wij tijdens het wachten op de bakplaten niet stil gezeten. Met een royale groep aan medewerkers behoorlijk op weg met de bouw van het farinha huisje in Caçula. Bij het afbakenen van de bouwplaats is net als in Papa Mel goed gelet op de baan van de zon om de hoeveelheid schaduw te optimaliseren. Daarnaast hebben we rekening gehouden met de stromingen van het water in de regentijd, die nogal vernietigend kunnen zijn. Omdat er niet net als in Papa Mel een oude betonvloer ligt in de nabijheid van het dorp (overgebleven uit de tijd van de fazendeiros die het gebied in waren gedrongen) heb ik eerst een fundering moeten maken. Inmiddels zijn wij, ik en de Xavante, al behoorlijk op weg met het houtwerk. Eind deze week is dat klaar zodat volgende week de dakbedekking kan worden aangebracht. Dan kan er eindelijk in de schaduw worden gewerkt. Want bij tijden, als er geen wind staat, kan het nogal eens heet zijn. Het is voor mij, als niet indiaan, verstandig te werken tot elf uur in de morgen en na tweeën in de middag.

Zoals ik al eerder vermeldde heb ik hier in Caçula genoeg aanbod aan mensen die mee willen helpen. Echter nu ik na een aantal weken de mensen wat heb leren kennen heb ik ook de goede werkers er uit kunnen pikken en een goede band mee op kunnen bouwen. Want aan alleen zitten, wat sommige indianen doen, en het gebaar van een vinger die op de mond wijst als teken van honger wekte misschien wat sympathie in het begin, uiteindelijk zet het geen zoden aan de dijk. Wat dijken betreft, bij tijden leg ik nogal eens wat uit over Nederland en de wereld. Zo laatst het verhaal van Nederland en Holland en de dijken die wij daar hebben en waarom. Naar verhalen hebben de Xavante wel oren naar want nieuwsgierig zijn ze wel. Al meerdere keren is er mij al gevraagd waarom de mensen in Irak nou eigenlijk aan het vechten zijn. In groten lijnen kan ik het dan wel over brengen en ga ik te werk met handen en voeten om bijvoorbeeld oorlog uit te drukken. Ook bij de indianen staat grappen maken centraal.

In tegenstelling tot Papa Mel, waar ik in vol vertrouwen mijn spullen achter kan laten, waar mijn huisje niet eens een deur heeft , ben ik in Caçula genoodzaakt bij het verlaten van het projecthuisje waar ik nu verblijf het iedere keer zorgvuldig op slot te doen. Het is een veel groter dorp met heel duidelijk een mindere sociale controle. Uit verhalen heb ik op kunnen maken dat er in het verleden verschillende keren in het projecthuisje is ingebroken en al het eten is weggenomen  of dat er verschillende keren benzine van een motor is afgetapt. Dit laatste is mij onlangs overkomen. Twee liter, toch om en nabij de 50 á 60 kilometer, toch een rit heen en weer naar het andere dorp of naar Matinha, een gehucht aan de rand van het reservaat. Om hier geen gewoonte van te maken heb ik in de Warã duidelijk gemaakt dat ik er absoluut niet blij mee ben. Vooral omdat het van geen respect betuigd naar mij, de stichting en de sponsoren. Daarnaast omdat ik geen zin heb halverwege het reservaat met een lege tank te staan en dat ik er nogal van baal dat ik nu genoodzaakt ben de motor in het houtenhuisje  te parkeren. Om de zekerheid te vergroten dat het niet nog een keer zal gebeuren heb ik gezegd de eerst volgende keer dat ik de vrachtwagen nodig heb voor transport, drie liter minder diesel koop. Dit komt overeen met de prijs van 2 liter benzine. Misschien oogt dit wat streng maar het wordt daardoor wel goed begrepen. Het is belangrijk, vooral met deze doelgroep, om de wederzijdse verwachtingen en afspraken helder te houden. Hiermee voorkom je dat de grenzen verder opgerekt worden waarmee je toekomstige conflicten kan vermijden. Het heeft in ieder geval genoeg gespreksstof en stemverheffingen opgeleverd in de Warã.

Nu is het niet zo dat ze bij tijden alleen spullen ontvreemden van warazu’s of blanken. Onderling kunnen ze er namelijk ook wat van. Degenen die bijvoorbeeld op enige afstand van het dorp een familieakker onderhouden met mandioca, rijst, bananen, pompoenen en meloenen, komen met regelmaat van een koude kermis thuis als ze een bezoek hebben gebracht aan hun akker om te oogsten. Iemand van het eigen dorp of een ander dorp  is hun dan zojuist voor geweest. Erg jammer natuurlijk want het onderhouden van een dergelijke akker heeft enorm veel tijd en werk gekost en ontmoedigd de gedachte om opnieuw of meer te planten. Juist terwijl dit zo wenselijk is voor een volk als de Xavante. Zij zijn van oorsprong primitieve akkerbouwers en de familieakkers bieden voor hun de mogelijkheid te experimenteren met het planten van groenten en fruitsoorten waar zij nog vrij onbekend mee zijn.

Tot slot, als je kijkt naar een doorsnee Xavante gezin binnen dit dorp dan wordt er ongeveer elk anderhalf jaar wel een kind geboren. De laatste heeft misschien net zijn eerste stapjes gezet of de volgende komt er al weer aan. Een kind dat nog geen tien jaar is heeft soms wel zes broertjes en of zusjes. Nu met het griepvirus levert dit een aangezicht op van vele snottebellen.

Meer in de volgende nieuwsbrief.

Met vriendelijke groeten,

Kees van Vliet – Tserewapre

Nieuwsbrief I – Xavante

Brazilië, 2 mei 2008.

Een van de laatste regenbuien is in aantocht alvorens de droge tijd zijn intrede doet. Ik hoop dat Seremadi, de dorpsoudste van Papa Mel,  dit keer niet de regen tegen houdt. Tot nog aan toe heb ik hem nog niet voor zijn huis gezien al gebarend naar de donkere lucht met een tak in zijn hand…

Na een lange doch goede voorbereiding, waaronder de oprichting van Stichting Mandioca en een succesvolle fondsenwerving, ben ik half maart vanuit Nederland vertrokken richting het Xavante- reservaat in Mato Grosso, Brazilië. om aldaar Project Mandioca in opdracht van de stichting uit te voeren.

Met een tussenstop in São Paulo en een tweedaagse  motorrit met Frans Leeuwenberg vanaf het stadje Goias Velho, staat Goias, kwam ik aan op de plaats van bestemming: Het Xavante reservaat Pimentel Barbosa. De eerste paar dagen van mijn verblijf  in het reservaat heb ik samen met Frans doorgebracht. Hier hebben wij een aantal zaken goed doorgesproken met de belangrijkere of invloedrijke mensen  in de dorpen Papa Mel en Caçula. De dorpen waar ik in eerste instantie het project uitvoer.

Papa Mel, is een klein dorp. De drie mannen van het dorp spreken behoorlijk Portugees. Al heb ik wel soms moeite met het verstaan en begrijpen van Seremadi. Hij heeft een doorrookte stem van het jarenlange roken, zijn zinsbouw is vaak gelijk aan die van zijn eigen taal en daarbij is hij nog halfdoof ook. Het kost soms wat tijd maar uiteindelijk begrijpen wij elkaar wel. Hij vertelt graag verhalen van vroeger. De vrouwen verstaan wat Portugees, de kinderen vrijwel niets. Reden te meer om woorden van hun taal te leren. Behalve gemak levert het ook veel hilariteit op. Een warazu, blanke, die struikelend over de klanken woorden of zelfs zinnen probeert uit te spreken.  Verder probeer ik iedereen aan te spreken met hun Xavante naam, zo ook Frans en Jeroen Leeuwenberg; asada a (rode jaguar) en utubraba wê. Zelf heb ik in de eerste week ook al een mooie naam gekregen; Tseri wa prê. Wat die van Jeroen en mij betekenen ben ik nog niet achter gekomen.

De eerste week is voorbij gegaan met het kopen van materiaal in het dichtstbijzijnde (100km) stadje Canarana. Een plaats dat waarschijnlijk tientallen jaren geleden nog maar weinig voorstelde en nu  is uitgegroeid tot een weinig sfeervol handelsstadje met brede straten in rasterpatroon. Waar het een komen en gaan is van grote vrachtwagens voor met name vee en soja transport. Deze handel maakt Mato Grosso tot een van de rijkere staten van Brazilië. Het overige transport is voor de aanvoer van levensmiddelen. Gezien de staat naar verhouding rijk is én de grote afstanden die moeten worden afgelegd is het levensonderhoud vrij kostbaar. Voor vele producten doen de prijzen niet onder aan die van in de Nederlandse supermarkten. Soms zelfs duurder.

De aanschaf van materiaal leverde geen problemen op, het transport daarentegen wel. Na het  eerste bezoek aan het reservaat bij het dorpje Caçula, dat vrijwel op de weg ligt naar het dorpje Papa Mel, bleek een bruggetje over een beek half te zijn weggespoeld. Iedere regentijd doet het zelfde probleem zich voor. Het wassende water doet zijn werk, is het niet het ene bruggetje is het wel het andere dat er aan onder door gaat. Eerste prioriteit was dus het reparen cq verplaatsen van de brug.  Daarbij een goede proef op de som wat het samenwerken betreft en een eerste toespraak tijdens de warã (avondraad) in Caçula om duidelijk te maken dat de brug ook voor hun belangrijk is en dat hulp dus vereist is. Uiteindelijk heeft het drie dagen gekost en slechts een zak enorme spijkers. De ultieme test was niet een vrachtwagen die erover heen ging maar een traditionele estafette met een +/- 70 kilo wegend stuk boomstam van de Buriti-palm. Naderhand kon de vrachtwagen er ook met gemak overheen.

Met de bevoorrading van het project heb ik tweemaal gebruik gemaakt van de oude Mercedes  vrachtwagen van het Caçula. Een erg riskante onderneming gezien er elke rit die er mee wordt gemaakt wel iets hapert of kapot gaat. Een vrachtwagen waar je zittend in de cabine de weg tussen je benen door aan voor bij ziet schieten en met banden die tot op de draad aan versleten zijn.  Deze is hen eens gegeven door Fundação Nacional do Indio ofwel Funai: de overheidsinstelling voor de indianen van Brazilië. Wie er precies verantwoordelijk is voor het onderhoud weet ik niet. Maar de redenatie is als volgt. Op het moment dat ik de vrachtwagen gebruik voor transport, waarbij ik de gemaakte kilometers betaal in diesel, draai ik ook op voor een eventuele reparatie. Dit is een keer gebeurd, gelukkig kostte dit maar om en nabij de 10 euro. Een volgende keer zou ik op kunnen draaien voor bijvoorbeeld een nieuwe band. Daarbij zou het veel vertraging op kunnen leveren als wij langs de weg stil zou komen te staan of erger halverwege het reservaat. Nu staat de vrachtwagen al twee weken stil nabij Papa Mel vanwege een kapotte stuurinrichting.

Aan de andere kant heeft het ook wel zijn charme om met de vrachtwagen volgeladen met Xavante naar de stad te gaan. De motorista die vol in de rem gaat om kortgeleden aangereden tatu, gordeldier, van de weg te halen als eten voor thuis. En prompt vijf minuten later weer vol in de rem te gaan om een zojuist overstekende tatu met zijn allen te achtervolgen tot diep in het struikgewas. De tatu is de dood ontsprongen. Wellicht is de nieuwe generatie Xavante minder volhoudend als de oude en geven zij de moed eerder op.

De gedachte dat de Xavante anno 2008 na 60 jaar contact met de blanke nog naakt zouden rondlopen heb ik nooit gehad. Wel ben ik geschokt over het feit dat vele Xavante enorm afhankelijk zijn geworden van de stad en dat er nu families met voedseltekorten zitten omdat de vrachtwagen twee weken stil staat. Producten die zij voor het contact niet kenden zijn nu onder vele het meest gewild. Koffie, suiker, frisdrank, koekjes, rijst etc. Niet het meest gezonde. Een kilo suiker waar ik in Nederland een jaar mee doe, gaat er hier bij een gezin ongeveer in een week doorheen.  De gebitten van de kinderen zien er vaak al beroerd uit en diabetus ligt op de loer. Vooral in het dorp Caçula, het grotere dorp met de vrachtwagen en dus met regelmaat in de stad komen.  In andere reservaten schijnt het al veel erger te zijn wat ziekten betreft.

Een positieve kant is er ook. Veel ouderen én jongeren realiseren dat de afhankelijkheid en het voedsel van de brancos ook negatieve kanten heeft. Zij constateren ook dat het voedsel dat zij graag nuttigen een slechte voedingswaarde heeft en ziekten met zich meebrengt.  Echter constatering en het ondernemen van actie gaat niet voor iedereen gelijk met elkaar op.

Papa Mel daarentegen vormt ondanks dat het een klein dorp is een voorbeeld voor de andere dorpen. De bedrijvigheid is groot. Rond het dorp hebben zij grote familie akkers aangelegd met mandioca met daar tussendoor verschillende soorten batatas, pompoenen en hun traditionele bonen. In een andere tijd van het jaar verbouwen zij tevens traditionele maïs. Bij de voorbereiding van het project hebben zij vanaf het begin af aan al te kennen geven deel uit te willen maken van Project Mandioca. Vanwege de bedrijvigheid en het enthousiasme is besloten in dit dorp van start te gaan. Een niet verkeerde beslissing.

De bouw van het casa de farinha, het mandioca-huisje,  verloopt hier dan ook voorspoedig door een goede samenwerking. De twee ouderen, de cacique (als het ware dorpschef) Pérãprã en Seremadi komen vaak even buurten en helpen vervolgens enthousiast mee. Standaard werk ik met José, een veertiger die graag zit. Toch weet ik ook hem te motiveren. Eenmaal heb ik een gevoelige snaar bij hem geraakt door te zeggen dat de twee oudste van het dorp de hardste werkers zijn. De oudere kinderen van het dorp betrek ik ook bij het project. In dit dorp is namelijk geen schooltje waardoor de kinderen vaak wat rondhangen rond de bouwplaats uit nieuwsgierigheid. Behalve zand uit de beek scheppen en water halen hebben ze ook het een en ander geleerd van metselen. Verder wordt er veel lol gemaakt. De Xavante zijn echte grappenmakers, houden van vermaak en nog meer van leedvermaak.

Voor de mensen en kinderen die meewerken verschaf ik een goede lunch. In het begin bereidde ik deze zelf op een vuurtje maar dit kostte enorm veel tijd. Nu vraag ik vrijwel iedere werkdag de vrouw van José de maaltijd te bereiden in haar keuken. Voor de lunch maak ik dan nog even snel een salade of een gebakken ei met ui of iets dergelijks. Hetgeen wat overblijft, wat meestal vrij royaal is, is voor de vrouw die het bereidt heeft en voor haar kinderen.

Tijdens de warã bespreken wij, ik en de bewoners, de voortgang van het project. Ook het dorp Caçula bezoek ik met regelmaat. Eerlijkheid en openheid naar de gehele gemeenschap is mijn motto.  Het klinkt heel braaf maar werkt wel het beste.  In de warã wordt over het algemeen gesproken over wat de plannen zijn voor de volgende dag of week en hoe het met de overige zaken staat. Vooral ook  wat hun plannen zijn en daarbij wat grappen maken. Al vraag je vijf verschillende personen op een dag naar de plannen van morgen dan geeft iedereen een verschillend antwoord. Meestal blijft heel de dag onbesloten wat het plan van de dag is. Er hoeft maar iets te gebeuren en ze gaan van links naar rechts. Bijvoorbeeld als er een komt vertellen dat hij sporen heeft gezien van meerdere queixadas (witlippekari’s – een wildzwijnen soort van de Cerrado en Amazone) gaat het bloed direct sneller stromen van de Xavantes. Wel eens lastig maar niet onmogelijk om mee te leven. Eerlijk gezegd bevalt het mij prima.

Om een lang verhaal niet al te lang te maken sluit ik af met wat foto’s. Snel weer een bericht.

Vanuit Papa Mel waar uiteindelijk toch een van de laatste regenbuien  is aangekomen en de regen klettert op het palmbladerdak van mijn huisje.

Met vriendelijke groeten,

Kees van Vliet – Tserewapre